Roofs 2011-01-18 To B or not to B

Op 3 december 2010 organiseerde Kingspan in The Open Events & Meetings in Tiel het Kingspan Fire Seminar. Tijdens het seminar werd geprobeerd antwoord te vinden op de vraag in hoeverre isolatie bijdraagt aan de verspreiding van vuur.

Vijf sprekers verzorgden onder leiding van dagvoorzitter Tom van ’t Hek een spreekbeurt over een inmiddels veelbesproken onderwerp: isolatie en brandgevaar. Zo bracht Rudolf van Mierlo van Efectis Nederland nog eens de brandveiligheidsdoelen onder de aandacht, namelijk beperking van ontstaan van brand, beperking van ontwikkeling van brand binnen het compartiment, beperking van uitbreiding van brand buiten het compartiment, de aanwezigheid van mogelijkheden voor vluchten van eventuele aanwezigen en blussen van de brand.

Brandveiligheidsdoelen

Vraag is dus op welke wijze het brandgedrag van isolatiematerialen invloed heeft op de brandveiligheidsdoelen. Een vergelijking tussen isolatiematerialen is lastig, omdat de bijdrage aan de brand afhangt van het brandscenario; bovendien vinden tests in vereenvoudigde en ideale omstandigheden plaats (waardoor men zich af kan vragen in hoeverre dit iets zegt over de toepassing in de praktijk). Van Mierlo stelde dat in relatie tot de brandveiligheidsdoelen de risico’s van toepassing van de zogeheten brandbare isolatiematerialen verwaarloosbaar zijn. Andere factoren zijn belangrijker.

Nico Hendriks van de BDA Groep onderschreef dit. Hij ging nader in op de eisen die in het Bouwbesluit zijn geformuleerd. Voor specifiek het dak gaat het hier om zaken als vliegvuurbestendigheid, brandwerendheid van de draagconstructie en de dakvloer, en om de permanente vuurbelasting. Hendriks liet zien dat het isolatiemateriaal bij geen van deze onderdelen een rol speelt, en dat het Bouwbesluit dan ook geen eisen stelt aan de (on)brandbaarheid van het isolatiemateriaal.

Brandclassificatie

In vervolg hierop ging Marco de Kok van Kingspan Insulation bv in zijn presentatie nader in op de Euroklassen en de (brand)certificering van isolatiematerialen. In de discussie naar aanleiding hiervan kwam naar voren dat er grote verschillen zijn tussen materialen die in dezelfde brandclassificatie zijn ingedeeld. Peter van de Leur van adviesbureau DGMR Bouw ging hier nader op in. Van de Leur noemde de afwijzing van PIR door veel Nederlandse verzekeraars   “irrationeel”, en de angst voor brandbare isolatiepanelen “ongegrond”en zelfs “gevaarlijk”, omdat hierdoor niet verder wordt gezocht naar de oorzaken van calamiteiten. Dit onderzoek naar bijvoorbeeld backdraft is echter hard nodig.

Tenslotte ging Joep Huppertsz van Chartis Insurance in op de vraag welke verschillen in premie men mag verwachten bij toepassing van de respectievelijke isolatiematerialen. Na een algemene uiteenzetting over de manier waarop de verzekeraar tot een premie komt, ging Huppertsz in op het onderscheid dat de verzekeraar maakt in brandveilige constructies. ‘Fire proof’ is een gewapend betonnen constructie; ‘non-combustible’ zijn muren en daken met glaswol, minerale wol of PIR isolatie; ‘combustible’ zijn muren en daken met PU of PS isolatie op een betonnen of stalen constructie - of muren en daken met glaswol, minerale wol of PIR isolatie op een houten constructie. Verder is een groot aantal andere aspecten van belang om de premie te bepalen, zoals de aanwezigheid van rookmelders of sprinklerinstallaties. Op de vraag hoeveel korting men kan krijgen als men voor een ‘onbrandbare’ isolatie kiest, moest Huppertsz dan ook antwoorden: ‘Ik weet het niet’.

De conclusie van het symposium moest dan ook zijn dat de keuze voor het isolatiemateriaal een geringe invloed heeft op de brandveiligheid van het gebouw.