Roofs 2019-01-16 Een Europese norm voor gebouwgebonden ankerpunten (premium)
Ontwerpnorm PrEN 17235;2018
Sneller dan gedacht is er in september een ontwerpnorm voor gebouwgebonden ankervoorzieningen ter kritiek voorgelegd aan de nationale normcommissies. De ontwerpnorm PrEN 17235;2018 is inmiddels becommentarieerd en bekritiseerd. De ontwerpnorm moet voorzien in de lacune die is ontstaan na de harmonisatie van NEN-EN 795;2012 in december 2015(!). Eerder was door het Europese hof vastgesteld dat ankervoorzieningen die aan het gebouw bevestigd worden, met de intentie dat te blijven, moeten vallen onder de bouwregelgeving en dito normen. Van deze ontwikkelingen is in Roofs geregeld verslag gedaan, met de toezegging u op de hoogte te houden. Bij deze.
Ton Berlee, in samenspraak met Dirk van Blijswijk en Rik Zwama
Na de vaststelling dat gebouwgebonden ankervoorzieningen onder de bouwreglementen moeten vallen, werd voor de NEN-EN 795;2012 de olifant uit de kamer verwijderd. Die olifant kreeg een eigen commissie en ontwerpnorm toegewezen. Dit was hard nodig, want er zijn nogal wat onduidelijkheden waar de norm in moet voorzien. Alvorens de ontwerpnorm te beschrijven, eerst de onduidelijkheden. Zie hiervoor ook alle eerder gepubliceerde artikelen in Roofs.
Twistpunten in het verleden
Een gebouwgebonden ankervoorziening is het fysieke punt waar Persoonlijke Beschermingsmiddelen (PBM) tegen vallen aan bevestigd kunnen worden. PBM vallen onder een ander reglement dan ‘Bouwkundige voorzieningen’. Die reglementen verschillen in opzet: zodanig, dat je gerust kunt spreken van twee verschillende werelden. Zie bijgaand overzicht aan verschillen voor bouwproducten en Persoonlijke Beschermingsmiddelen (PBM).
Op het eerste oog lijken er niet zo veel verschillen. De levensduur, de jaarlijkse keuring en de training zijn ogenschijnlijk de enige verschillen, maar de grondslagen waarop Notified body’s de risico’s beoordelen lopen sterk uiteen. Bij de bouwreglementen worden veiligheidscoëfficiënten aangehouden, afhankelijk van de gevolgen bij bezwijken en de materiaalkeuze. Die coëfficiënten zijn gebaseerd op langjarig onderzoek aan materiaaleigenschappen. Bij PBM is door de geringere levensduur de doorloop van producten en materialen veel hoger en worden hogere veiligheidsmarges gehanteerd. Allemaal heel begrijpelijk, maar wel met verschillende uitgangspunten tot gevolg en dito verwarring.
Het leveren van ankervoorzieningen heeft geleid tot een geheel eigen branche. Het aantal bedrijven dat valbeveiliging aanbiedt, al dan niet gespecialiseerd, is in een tiental jaren enorm gegroeid. Er zijn er die gespecialiseerd zijn in trainen, in keuren van installaties, in leveren en installeren van ankervoorzieningen, in ontwikkelen en fabriceren van ankervoorzieningen en in het leveren van uitrustingen voor valbeveiliging. Al die bedrijvigheid heeft een dynamiek met adviesbureaus, experts, commissies en zelfs uitvoeringsrichtlijnen/KOMO keur. Die bedrijvigheid heeft veel aan-dacht voor veiligheid tot gevolg, met vele interpretaties, wat schreeuwt om duidelijkheid. De wetgeving is overigens klip en klaar.
De norm in ontwerp
Hoe pakt dat uit in de ontwerpnorm? Het is een beetje van alles wat. De PrEN komt in de plaats van de NEN-EN 795;1996 (ankervoorzieningen voor 1 persoon), de ontwerpnorm CEN/TS 16415;2013 (ankervoorzieningen voor meerdere personen) en de NEN-EN 517;2006 (dak- ladderhaken). De voorzieningen bestaan uit verschillende onderdelen, waaronder een anker (het punt waar aangehaakt wordt), de bevestiging én de onderconstructie waar het aan geacht wordt te zijn vastgemaakt. Deze onderdelen tezamen worden als ‘systeem’ beschouwd en beoordeeld, zoals we ook spreken over dakbedekkingssystemen. Als onderconstructie wordt betiteld: ‘een deel van het gebouw dat in staat is de belasting die vrijkomt bij een val te weerstaan’. Voor de beoordeling van het systeem, inclusief de onderconstructie, is een krachtenmodel vereist, als ook een testopstelling waarop de vereiste krachten kunnen en moeten worden beproefd.
Onder de PrEN vallen de volgende ‘systemen’ waar met een EN 363 uitrusting aangehaakt moet worden:
A ankerpunten, in drie typen uitvoeringen, te weten Light, Heavy en Rescue1
B dakhaken, in één uitvoering
C kabel – of lijnsystemen, in twee typen uitvoeringen, te weten Light en Heavy
D railsystemen, in twee typen uitvoeringen, te weten Heavy en Rescue
Wat voor uitvoering of type een ankersysteem is, moet worden aangegeven en is afhankelijk van het beoogde gebruik, oftewel de werkmethodiek, die gevolgd moet worden op het dak. Alle systemen moeten voldoen aan algemene eisen, specifieke montage-eisen en de specifieke type-eisen.
Dit betekent dat ieder anker in staat moet zijn een val te kunnen stoppen en dat, nadat een persoon gevallen is aan datzelfde ankerpunt, een reddingswerker zich kan zekeren. Naar gelang de keuze is er ook nog de mogelijk-heid om de ankervoorziening te certificeren voor gebruik van 1, 2 of 3 personen.
De ontwerpnorm spreekt zich ook uit over de onderconstructie en komt met drie varianten, te weten: hout, metaal en beton. Afhankelijk van de ondergrond, moet een testopbouw van minimale afmetingen worden aangehouden, waar de ankervoorziening direct of indirect bevestigd wordt aan de testopbouw. Dit maakt dat de leverancier/fabrikant precies aan moet geven op welke ondergrond(en) en op welke wijze de ankervoorziening aan te brengen, inclusief bevestigers.
Grootste veranderingen ten opzichte van de oude situatie
Feitelijk komen de systemen voor uitsluitend gebiedsbegrenzingsystemen te vervallen. Ze worden wel genoemd, maar moeten ook voldoen aan de eisen van de val-stop-methode.2 Uiteraard kan een anker gebruikt worden voor de methodiek gebiedsbegrenzing. Voor dakhaken op schuine daken is gebiedsbegrenzing een werkmethode die niet geschikt is.
Afhankelijk van de hellinghoek wordt een werkmethodiek aangehouden. Ankersystemen mogen op alle hellingshoeken worden aangebracht. De werkmethodiek bepaalt de krachten die het ankerpunt moet kunnen weerstaan. Hoe dit gaat uitpakken is de vraag, dit wordt een beetje in het midden gelaten. Een tekeningetje suggereert wel één en ander. Met gebiedsbegrenzing mag je niet bij de rand kunnen komen, bijvoorbeeld. Hellende daken moeten belopen kunnen worden voor de drie beschikbare methodieken, terwijl pannen- en leibedekte daken niet geschikt zijn om te belopen.
Voor dakhaken is er niet langer het onderscheid tussen type A en B-haken. Ze moeten allemaal in vier richtingen te belasten zijn, langs de hellingshoek van het dak. Dakhaken mogen niet meer gebruikt worden voor alleen positionering3, de reden is identiek als bij de vaste ankervoorzieningen: het gebruik van werkplatforms is nieuw. Verder mogen dakhaken niet te veel vervormen onder een kracht van 1,5 KN.
De testkrachten zijn vrijwel gelijk, behalve die van de statische belasting, die is voor ankerpunten 12 KN en voor dakhaken, kabel- en railsystemen 6 KN. Dat is lager dan in eerdere normen is aangehouden. Wel zo logisch, vanuit het oogpunt van de bouwregelgeving.
Misschien wel de grootste verandering: aanvullend wordt de fabrikant gecontroleerd op het productieproces. Het is dus niet langer een enkele toelatingstest, maar een systeemtest. Alle onderdelen moeten herleidbaar zijn en aantoonbaar voldoen aan de eisen. Dat wordt ook geëist van het installatieproces: ieder anker moet voorzien worden van een rapport. De fabrikant moet aangeven voor welke toepassing een anker gebruikt kan worden en hoe het anker te controleren en onderhouden.
En nu verder…
Op de ontwerpnorm is de nodige kritiek geleverd, het loslaten van het één en het omarmen van het ander kost nu eenmaal veel moeite. De richting waarin gewerkt wordt, is aangegeven en het is afwachten hoe de norm uiteindelijk uit gaat pakken.
Wij houden u op de hoogte. ?
1 De aanduiding R voor Rescue is verwarrend, omdat alle ankers voor redding gebruikt moeten kunnen worden.De R staat feitelijk voor Rope Access
2 In de PBM richtlijn staat dat alle te verwachten omstandigheden dienen te worden meegenomen, dus bij verkeerd gebruik moet het product nog wel veilig zijn. Nu is het niet langer een PBM en is die verduidelijking in de norm aangebracht.
3 Bij positionering wordt gebruik gemaakt van twee lijnen en dakhaken om de persoon een stabiele werkhouding te verschaffen. De beschrijving van werkpositionering is anders geïnterpreteerd, namelijk één lijn om te werken en één lijn als veiligheidslijn. Dit in afwijking van de oude norm EN 517;2006
Deel dit artikel
Andere artikelen in Roofs 2019-01
Roofs 2019-01-03 Hebben vakbeurzen bestaansrecht?
column De Bouwbeurs staat weer voor de deur. Van 4 t/m 8 februari komt heel bouwend Nederland weer bijeen in de Jaarbeurs in Utrecht. Ik zeg met opzet heel bouwend ‘Nederland’, want deze beurs...
Roofs 2019-01-06 Markante metamorfose Mercedes-Benz
Dak van het Jaar 2019 De vestiging van Mercedes-Benz Den Haag wordt getransformeerd tot eerste Flagship Store in Nederland. Het project dient als pilot voor het nieuwe, Europese winkelconcept...
Roofs 2019-01-103 Nieuwslijn
agenda 16 januari 2019, Circulaire Inspiratiesessie ‘Waarde in de Waard’ Korenet bv, Groot-Ammers, Info: www.blauwzaam.nl 23-24 januari 2019, InterSolution 2019 Flanders Expo, Gent,...
Roofs 2019-01-105 Het open spreekuur van de bedrijfsarts
Vitaliteitsmanagement Vitaliteit draait niet alleen om het bestrijden en voorkomen van ziekte en uitval, maar ook om het bevorderen van welzijn, employability (optimale inzetbaarheid van mensen,...
Roofs 2019-01-12 Uitreiking Dak van het Jaar 2018
Feestavond voor de dakenbranche 2019 Op 22 maart 2019 wordt de derde editie van de feestavond voor de dakenbranche georganiseerd in Hotel Zuiderduin in Egmond aan Zee. Tijdens deze avond zullen...